Gemeente Gemeente Hove

Wayenborch

Lintsesteenweg.

De modelhoeve (later Hof van Wayenborgh) werd in 1905 gebouwd ter vervanging van de hoeve Wayenborg (al vermeld in 1239) die er rechtover lag. De Mechelse mevrouw Boulboulle-Brants bezat rond 1900 de Wayenborchhoeve, die in haar glorietijd toebehoorde aan de hertog van Brabant en toen ’t Hof van Wayenborch heette. Het hoevegebouw was echter in een erbarmelijke staat en de Mechelse dame liet aan de overkant van de Lintsesteenweg een nieuwe hoeve bouwen, die men de Modelhoeve noemde.

De modelhoeve was naar de normen van die tijd het neusje van de zalm. Zo waren de schouwen van marmer en de wanden van de stallen om hygiënische redenen met tegels bezet. De bouw kostte 78.579 Belgische frank, in die tijd een enorm bedrag voor een hoevegebouw. Eenmaal het Hof in 1912 klaar was, liet de eigenares de authentieke hoeve aan de overzijde slopen. Nadat de gemeentelijke tekenacademie er een tijd voor de hogere graad een onderkomen had gevonden, werden later het woonhuis en de stallingen heringericht tot taverne-restaurant De Gouden Haan en later feestzaal Hof van Wayenborch. In 2012 werd de hoeve verbouwd tot prestigieuze kantoren. De beschermde modelboerderij werd volledig gerestaureerd. Deze modelhoeve werd geklasseerd als beschermd monument om reden van industrieel-archeologische waarde.

De oorspronkelijke vroeg middeleeuwse hoeve Waienborg (Lintsesteenweg, toen gelegen tegenover de huidige hoeve Hof van Wayenborgh) werd omwald door een ringvormige gracht. De oudste vermelding dateert van april 1239. Geeraard van Rotselaar stond dan zijn land Waienborg in erfpacht af aan het Onze-Lieve-Vrouw-Gasthuis van Antwerpen. In de dertiende eeuw zal het gasthuis als graankapitalist nog heel wat kapitaal in Hovese goederen investeren en er zo gedurende eeuwen de grootste grondbezitter worden. Van Rotselaar zelf had het goed aangekocht van Walter Dilebeke. Sommige stukken land moeten in vroeger tijden in erfpacht toebehoord hebben aan de Sint-Baafsabdij van Gent. Wanneer we in 1455 terug van Wayenberch horen spreken, is het de naam geworden van een leenhoeve waarvan de Hertog van Brabant de leenheer was. In een brief van 17 mei 1455 gaf Filips De Goede toelating om het goed in twee delen te splitsen. Ridder Willem van Eetveld gaf het dan over aan zijn twee kinderen, Jean en Gertrude. Op 10 september 1528 verkreeg Anne Van Eetveld, gehuwd met Maximiliaan Quarré (of Carré), raadgever aan de rekenkamer van Brussel en griffier van financiën, van keizer Karel I de gunst om het terug als één leen te beschouwen. Er moest nog slechts één verhef (wanneer een leenman een leen in bezit nam, door erfenis of door aankoop, betaalde hij aan zijn nieuwe leenheer ten teken van trouw een eenmalig bedrag, het verhef) worden betaald. Deze Quarré verkocht het goed rond 1559 aan Frans van den Cruyce, een Antwerps koopman die fortuin had gemaakt. Hij kocht het kasteel van Boechout en heel wat hoeven in Hove en Boechout. In 1602 werden zijn bezittingen onder zijn kinderen verdeeld. Het hof omvatte toen een goede 40 hectare en moet met een gracht omringd zijn geweest die rondom was opgehoogd en met bomen beplant. Wanneer men over de gracht op de hoeve kwam, was er maar één ingang, namelijk langs ‘de poerte in heur muren’. Ook waren er lanen (‘leyen’) met langs weerszijden een dubbele rij eikenbomen, die toegang gaven tot de hoeven en de velden. Uit een verkoop in 1694 blijkt dat de hoeve geheel in steen was opgetrokken en dat er twee schuren en heel wat stallingen waren. Uit een huurcontract uit 1780 vernemen we dat Cornelius Peeters, een kapitaalkrachtige boer, toen pachter was. De laatste bezitter die nog leenverplichtingen te vervullen had voor de hoeve - bij de komst van de Fransen in 1794 worden al deze verplichtingen en dus ook het Leenhof van Brabant afgeschaft - was koopman en oud-aalmoezenier van Antwerpen Jean Beerenbroek.