Gemeente Gemeente Hove

Vorlat, Pieter

Vorlat was 'oorlogsburgemeester' van 1941 tot 1945. hij woonde in de Mortselsesteenweg en was rekenplichtige van beroep.

Op het vlak van politiek was de Tweede Wereldoorlog een zeer woelige periode in de dorpsgeschiedenis: Hove veranderde vier keer van burgemeester. Na de Duitse invasie verliepen de weinige gemeenteraadszittingen die nog toegelaten waren zeer stroef. De eerste burgemeester van deze periode, Jozef Mattheessens, had zich immers niet al te populair gemaakt door samen met schepen Van Raemdonck richting Frankrijk te vluchten. De oppositieleden Vorlat en Breugelmans waren de sterkste tegenstanders van burgemeester Mattheessens en pleitten er dan ook voor dat hij aftrad en samen met zijn eerste schepen van de gemeenteraad geschrapt werd. Op 27 september 1940 bereikten deze spanningen een hoogtepunt en eiste Vorlat dat Mattheessens de vergadering niet meer voorzat omdat hij door de rechtbank veroordeeld was voor zijn vlucht. Vorlats eisen werden gehoord en Mattheessens werd uit zijn ambt ontheven. Nadat de eerste schepen wijselijk zijn ontslag had ingediend, nam tweede schepen Emiel Oliviers de fakkel over als burgemeester. Van Raemdonck werd op 3 december als schepen vervangen door raadslid Paul de Smet, die het echter spoedig liet afweten en waarna Jozef Wijckmans zijn plaats overnam. Tijdens dit beleid werd de Nationale Vereniging voor Steunverlening opgericht. De hele gemeenteraad zat in de plaatselijke vertakking ervan. Ook werd in deze periode Winterhulp actief in Hove, een organisatie die hulp bood aan zieken, zwangere vrouwen, kinderen en minderbedeelden. De organisatie werd opgericht om de schadelijke gevolgen van de oorlog voor de volksgezondheid te beperken. Omdat de gemeenteraden nog steeds moeizaam verliepen, benoemde de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken Pieter Vorlat tot burgemeester. Deze zou echter nog maar één raadszitting leiden, want op 28 mei 1941 werden alle bijeenkomsten van de gemeenteraad afgelast en moest het college van burgemeester en schepenen de gemeente besturen. In deze laatste raadszitting werd wel nog 15.000 frank uitgetrokken voor Winterhulp, en 25.000 frank voor de melkbedeling in de scholen. Vorlat hield zich bezig met onder andere het vrijmaken van een klas in de Rodenbachschool voor het Rode Kruis, het oprichten van een boerenwacht die ervoor zorgde dat dat er ’s nachts geen groenten van de velden werden gestolen en het mee organiseren van het cultuurfonds. Ook met het onderwijs hield hij zich erg bezig. Hij woonde regelmatig lessen bij in de jongensschool en zorgde er ook voor dat er een half uur per week werd uitgetrokken om grote Vlaamse personen te bespreken. Zijn relatie met de meisjesschool was veel minder goed. Pastoor Henderick stelde zelfs een comité samen dat de belangen van de school moest verdedigen in de omgang met het college. De burgemeester besteedde ook veel aandacht aan het zangonderwijs en organiseerde bijvoorbeeld een zangfeest met zangers uit alle nabije gemeentes.

Tijdens Vorlats bestuur werden ongeveer negentig mensen door de bezetter naar Duitsland gestuurd om daar te gaan werken. Op 4 september 1944 eindigde zijn burgemeesterschap abrupt toen het Engelse leger Hove bevrijdde. Dezelfde dag nog werd hij van zijn ambt verwijderd wegens omgang met de Duitsers. Ook mocht hij voor enkele jaren niet meer in Hove wonen. Frans Sermeus, voorzitter van heemkundige kring De Markgraaf: “Nu stelt de vraag zich of deze sancties wel terecht waren aangezien niemand van de mensen waarmee ik gesproken heb een slecht woord over hem in de mond nam. Ook zette hij zich enorm in voor het welzijn van zijn burgers. Hij zorgde er bijvoorbeeld voor dat iedereen vet had om op zijn boterham te smeren en was over het algemeen heel erg betrokken bij wat er in zijn dorp gebeurde. Vorlat verstopte zelfs joodse kinderen in een villa ergens tussen de Leliestraat en de Statielei. Hij liet de veldwachter van het dorp, Kamiel Notschaele, er dan ook geregeld een oogje in het zeil houden om pottenkijkers weg te houden.”